Aansprakelijkheid van de Wegvervoerder en de Uitzonderingsgronden

4 juli 2014

Het is de taak van de vervoerder om goederen van A naar B te brengen. Het uitgangspunt in het vervoerrecht is dat de vervo- erder aansprakelijk is indien gedurende het transport tussen A en B schade ontstaat aan de goederen en/of de lading verloren gaat.

Er zijn twee uitzonderingsgronden, te weten: (1) overmacht en (2) de bijzondere risico’s.

Zowel in het Burgerlijk Wetboek (BW), de Algemene Vervoerscondities 2002 (AVC) als in de Conventie Goederenvervoer (CMR) zijn artikelen opgenomen ter zake het beroep op overmacht. In min of meer gelijke bewoordingen zijn in deze wet en verdragen zijn ook bepalingen opgenomen waarin de bijzondere risico’s staan omschreven.

Een vervoerder kan zich in sommige gevallen zowel beroepen op overmacht als op één van de bijzondere risico’s. Voor de bewijslastverdeling en daarmee veelal samenhangend de vraag of een vordering zal worden toe- of afgewezen, is het van belang dat in het voorkomende geval primair wordt gekozen voor een beroep op een bijzonder risico en subsidiair op overmacht.

1.Overmacht

De vervoerder is aansprakelijk vanaf het moment van inontvangstneming van de goederen bij A tot het moment van aflevering bij partij B. Een beroep op overmacht pleit de vervoerder vrij van zijn aansprakelijkheid. Echter, dit is makkelijker gezegd dan gedaan.
Een beroep op overmacht zal slechts slagen als de vervoerder stelt en bewijst dat hij in de gegeven omstandigheden alles heeft gedaan dat van een zorgvuldig handelend vervoerder mag worden verwacht en hij alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen heeft getroffen om het verlies van de lading of de schade aan de goederen te voorkomen. *
In de rechtspraktijk blijkt dat een beroep van een vervoerder op overmacht zelden slaagt.

2. Bijzondere Risico’s

Een vervoerder is niet aansprakelijk in het geval de schade het gevolg is van onderstaande bijzondere gevaren en omstandigheden, zoals omschreven in het BW, AVC en CMR:

  • Extreme weersomstandigheden, kou en hitte;
  • Vervoer van levende have;
  • Vervoer in een onoverdekt voertuig.
  • Behandeling, lading of stuwing van goederen door de afzender of geadresseerde;
  • Specifieke aard van de goederen (breekbaarheid, houdbaarheid enz.);
  • Niet goed verpakte goederen;
  • Onvolledige vermelding van colli;

Voor de vervoerder geldt een gunstiger bewijspositie indien hij zich beroept op de aanwezigheid van één of meer bijzondere risico’s. De vervoerder moet aantonen dat het verlies of de beschadiging van de goederen het gevolg heeft kunnen zijn van één of meer van deze bijzondere risico’s. Slaagt de vervoerder in dat bewijs, dan wordt vermoed dat deze omstandigheid de oorzaak is van de schade. Het is vervolgens aan de afzender van de goederen om het tegendeel te bewijzen. Met andere woorden de afzender zal moeten bewijzen dat de schade en/of het verlies van de goederen een andere oorzaak heeft. Dit zal in de regel geen sinecure zijn voor de afzender van de goederen.

Conclusie

Wordt u als vervoerder aansprakelijk gesteld voor de schade aan of het verlies van goederen, dan dient u zich te realiseren dat uit het oogpunt van bewijsvoering (primair) een beroep op één of meer van de bijzondere risico’s de voorkeur heeft. Voor meer informatie over het onderwerp van deze column kunt u contact opnemen met mr. Otto Lenselink (info@transportrechtadvocaat.nl).

Juli 2014

* Hoge Raad 17 april 1998, NJ 1998, 602 (Oegema /Amev)

Alle blogs

Een vraag na het lezen van dit artikel?

Neem contact op